De meester geeft natuurkundeles. 'Bij hitte zet iets uit, maar bij kou krimpt iets. Wie kan daar een goed voorbeeld van geven?'
Mark: 'De zomervakantie duurt zes weken, maar de kerstvakantie duurt maar veertien dagen, meester!'
De meester geeft natuurkundeles. 'Bij hitte zet iets uit, maar bij kou krimpt iets. Wie kan daar een goed voorbeeld van geven?'
Mark: 'De zomervakantie duurt zes weken, maar de kerstvakantie duurt maar veertien dagen, meester!'